Amsterdam bovenaan eerste European Sustainable Cities Index; Brussel pas 18de
In de eerste Sustainable European Cities Index die Schroders onlangs heeft uitgebracht1 legt Amsterdam beslag op de felbegeerde eerste plaats, op de voet gevolgd door Londen en Parijs. Ze danken deze toppositie aan hun krachtige maatregelen om de klimaatverandering aan te pakken.
De door Schroders ontwikkelde Sustainable Cities Index is gebaseerd op het duurzaamheidsprofiel van Europese steden met meer dan één miljoen inwoners. De ranglijst laat zien welke steden hun milieudoelstellingen waarmaken in overeenstemming met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties.
De 59 steden in de Index worden beoordeeld op 13 gelijk gewogen onderdelen van hun milieubeleid, zoals het beoogde aandeel hernieuwbare energie, schoner openbaar vervoer, openbare laadpalen, wegwerpplastics, luchtkwaliteit, klimaatplannen, doelstellingen voor koolstofneutraliteit en afvalbeleid.
Hugo Machin, Portfolio Manager en Co-Head of Global Cities bij Schroders: "Zowel Amsterdam als Parijs scoorden goed vanwege hun hoge ambitie voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen: 100% in 2050. Londen bleef op dit vlak wat achter met een doelstelling van 15% tegen 2030. Dit is lager dan de EU-richtlijn inzake hernieuwbare energie, die bepaalt dat hernieuwbare energie in 2030 27% van het totale eindverbruik moet uitmaken en die als best practice-referentie voor de score in deze categorie werd gebruikt."
"De index is belangrijk omdat deze Europese steden rangschikt op hun ambitie hun inwoners een hoge levenskwaliteit bij een zo klein mogelijke milieu-impact bieden."
"Dit sluit aan bij het elfde duurzame ontwikkelingsdoel van de Verenigde Naties. De index laat zien welke steden een beleid voeren dat de transitie naar een koolstofarme toekomst bevordert. Ook maakt de index duidelijk waar de gekozen volksvertegenwoordigers te weinig doen om de milieu-impact zo beperkt mogelijk te houden."
Amsterdam, Londen en Parijs kregen vergelijkbare scores in alle beleidscategorieën, vooral dankzij hun veelomvattende klimaatplannen. Bovendien wordt de top van de ranglijst gedomineerd door West- en Noord-Europese steden, waarbij vrijwel alle Noord-Europese steden in het bovenste kwartiel staan. Oost-Europese steden eindigden meestal in de onderste regionen, met uitzondering van Praag en Sofia.
Andere opmerkelijke plannen in de top vier: het streven om een afvalvrije (Londen en Parijs) of een circulaire stad (Amsterdam) te worden; het streven naar verbetering van de luchtkwaliteit door de invoering van emissiearme zones en door toe te werken naar de door de Wereldgezondheidsorganisatie geadviseerde NO2-grenswaarde van 40 μg/m3 per jaar. De koplopers scoren allemaal goed met hun beleid voor wegwerpplastic.
Amsterdam en Leeds hebben de Euro-cities/WWF Plastic Smart Cities verklaring ondertekend, Amsterdam zelfs als eerste stad ter wereld. Parijs valt onder het Franse nationale beleid om wegwerpplastics tegen 2040 volledig te hebben uitgebannen. Ook Amsterdam is met ingang van juli 2021 gehouden aan een nationaal verbod. Londen en Leeds vallen onder het verbod op plastic rietjes, roerstaafjes en wattenstaafjes dat in heel Engeland geldt.
Brussel, nochtans de hoofdzetel van het Europese Parlement is, eindigde als 18de. Voor een kleine stad als Leeds mag de 16de plek, waarmee het een aantal Europese concurrenten voorbleef, een verrassing worden genoemd. Leeds scoorde in het algemeen goed op alle beleidsgebieden, met een uitgebreide routekaart naar koolstofneutraliteit en zijn Clean Air Leeds strategie om tegen 2030 aan de WHO-richtlijnen voor NO2-uitstoot te voldoen. Dat Brussel zwakker presteert, komt doordat de stad niet sneller CO2-neutraal wil zijn dan de EU (tegen 2050), terwijl Leeds dit doel al tegen 2030 wil hebben bereikt.
Ook lijkt Brussel geen duidelijke doelstelling voor het aandeel hernieuwbare energie te hebben en op het gebied van afvalbeheer niet meer te doen dan strikt noodzakelijk. Leeds daarentegen heeft een alomvattende strategie om de hoeveelheid afval te verminderen, met diverse tussentijdse initiatieven. Verder heeft Brussel geen koolstofbudget en CCS-initiatieven op stedelijk niveau, terwijl beter scorende steden zoals Amsterdam en Leeds deze aantoonbaar als potentiële maatregelen overwegen. Beide waren echter, net als de handvol andere steden die wel een CCS-beleid hebben, niet scheutig met informatie over hoe en wanneer dit wordt ingevoerd. Wenen, dat op 11de plaats eindigde, heeft ook een klimaatbudget ingevoerd.
Rome eindigde op een gedeelde 44ste plek, wat teleurstellend is voor een hoofdstad. Dit kan komen door een gebrekkige informatieverschaffing, aangezien nergens uit bleek dat er een beleid is om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren of groene ruimtes uit te breiden. Ook werden er geen doelstellingen gevonden voor het aandeel van hernieuwbare bronnen in de energievoorziening of voor koolstofneutraliteit.
Voor de samenstelling van de Sustainable Cities Index onderzocht Schroders het beleid op stedelijk niveau. Het onderzoek was gebaseerd op de informatieverstrekking door de gemeentebesturen, en daarom maakt Schroders het voorbehoud dat er beleid kan zijn waarvan het team niet op de hoogte is.
1 Voor de samenstelling van de Sustainable Cities Index onderzocht Schroders het beleid op stedelijk niveau. Het onderzoek is gebaseerd op de informatieverstrekking door de gemeentebesturen, en daarom is het mogelijk dat er beleid is waarvan het onderzoeksteam niet op de hoogte is.
Tânia Jerónimo Cabral
Wim Heirbaut
Serge Vanbockryck